Kennisplatform
Nieuw: Let op! Wij-leren.nl lanceert nieuwe website

Ontwikkel op jouw school een project volgens de High Tech High-aanpak

Gerdineke van Silfhout
Curriculumontwikkelaar Taal bij SLO  

van Silfhout, G. (2019). Ontwikkel op jouw school een project volgens de High Tech High-aanpak.
Geraadpleegd op 19-09-2024,
van https://wij-leren.nl/projectgericht-ontwikkelen-aanpak-high-tech-high.php
Geplaatst op 4 februari 2019
Projectgericht werken zoals op High Tech High

Het is een aantal keren genoemd: de protocollen die High Tech High scholen hanteren gedurende het gehele proces van projecten ontwerpen. Gerdineke van Silfhout, leerplanontwikkelaar bij SLO, maakte een vertaling voor de lezers.

Projectgericht leren en gezamenlijk creatieve, complexe projecten ontwikkelen gaat op High Tech High schijnbaar paradoxaal samen met hele heldere kaders, strakke protocollen en duidelijke criteria. Neem bijvoorbeeld de regel Een project ontwikkel je nooit alleen. Of Je evalueert gezamenlijk met collega's een project vooraf, tijdens en na het uitvoeren ervan op complexiteit, vakmanschap en authenticiteit, het liefst met leerlingen. Volgens High Tech High docent Edrick bepaalt dat het succes van de High Tech High-projecten: het gebruik van protocollen om projecten te ontwikkelen. Vrijheid en creativiteit ervaar je, doordat je weet wat de kaders zijn.

In dit artikel beschrijven we stapsgewijs hoe jij als leraar met jouw collega's van verschillende vakken een origineel en betekenisvol project ontwikkelt volgens High Tech High-principes. Let op: juist het doorlopen van alle stappen bepaalt het succes van het project.

Waarom een protocol?

‘We gebruiken HTH-protocollen omdat onze tijd extreem kostbaar is – iets wat buitenstaanders niet altijd begrijpen. Een niet-productieve vergadering is daarom 'really, really awful'.

Het gebruik van protocollen maakt het veel waarschijnlijker dat vergaderingen productief verlopen. 'So we use them a lot.'‘

De normen

  1. Wil je veel inbreng hebben, zorg ervoor dat je het gesprek niet overheerst en dat iedereen de gelegenheid krijgt, zijn zegje te doen. Of, als je juist weinig inbrengt, zorg ervoor dat anderen toch op welke manier dan ook 'will get the benefit of your insights'.
  2. 'Be hard on the content, and soft on the people.' Discussie en feedback is gericht op het project, niet op de collega('s). 'This distinction needs to be crystal-clear' om een strenge én collegiale cultuur te behouden.
  3. 'Be kind, specific, and helpful': als je je werk presenteert aan collega's, stel je je heel kwetsbaar op. Houd dat in je achterhoofd wanneer je feedback geeft. En doe dat helder, bondig en duidelijk, wat ook betekent dat je komt met oplossingen voor gesignaleerde problemen.

Grootte van de groep

  • Een facilitator, een presentator (of meerderen wanneer het project door meerderen ontwikkeld is) en 3-10 collega's – indien mogelijk ook leerlingen.

Wat brengt de presentator mee?

  • Een eerste versie van je projectplan en eventuele uitwerkingen die je hebt gemaakt en voorbeelden laten zien van wat voor soort product/opbrengst je leerlingen laat maken.
  • Denk na over de brandende vraag waarmee de groep je helpt die te beantwoorden. Bijvoorbeeld: hoe kan ik dit project zo ontwikkelen dat leerlingen die moeite hebben met taal ook succesvol zijn? Of: Wat zou een authentiek publiek zijn voor dit project?

Protocol

Stap 1. Deel het projectplan met je groepsleden (tijd: 5 minuten)
De groep zit in een cirkel of aan een ronde tafel. Neem een moment om iedereen aan de normen te herinneren. Deel vervolgens je projectplan uit.

Stap 2. De presentator introduceert zijn project (tijd: 10 minuten)
De presentator legt zijn doelen met het project uit, geeft een overzicht hoe het project wordt uitgewerkt, wat er opgeleverd wordt en hoe het project past in de bredere context van projecten. Aan het einde van deze introductie geeft de presentator zijn brandende vraag.

Stap 3. Verhelderingsvragen stellen (tijd: 5 minuten)
Groepsgenoten stellen verhelderingsvragen om het project beter te begrijpen. Het zijn korte, feitelijke vragen. Bijvoorbeeld: Hoelang duurt het project? Hoeveel uur per week werken leerlingen aan het project? Waar wordt het werk tentoongesteld? Wie ga je voor de tentoonstelling uitnodigen?

Stap 4. Verdiepingsvragen stellen (tijd: 5 minuten)
Deze vragen helpen de presentator om diepgaand en uitgebreid na te denken over zijn project. Bijvoorbeeld: hoe wordt het diepe begrip van leerlingen in het eindproduct zichtbaar? Wat doe je als het proces langer duurt dan je had verwacht? Belangrijk: de vragen mogen geen impliciete adviezen te zijn, zoals 'heb je gedacht aan…'.

Stap 5. Discussie (tijd: 15 minuten)
De presentator stelt opnieuw zijn brandende vraag. Vervolgens verlaat de presentator de kring en gaat daarbuiten zitten. Hij luistert vervolgens naar de discussie van de groep. De discussie start met positieve feedback over het project. De facilitator borgt dit en benoemt dit expliciet. Na ongeveer acht minuten vraagt de facilitator aan de groep of ze de brandende vraag nog in het vizier hebben. Dit helpt het gesprek te focussen.

Stap 6. Reactie van de presentator (tijd: 5 minuten)
De presentator deelt met de groep wat hem het meest trof tijdens de discussie, hoe hij nu tegen het project aankijkt en wat de volgende stappen zijn die hij van plan is te gaan zetten naar aanleiding van de geopperde ideeën en suggesties. Het is niet nodig om alle punten van de groep te benoemen.

Stap 7. Debrief (tijd: 5 minuten)
Het is tijd om op het proces zelf terug te kijken. De facilitator leidt dit door vragen te stellen aan de hele groep. Bijvoorbeeld: hebben we een goede brandende vraag gehad? Hebben we ons vastgehouden aan deze vraag? Waar dwaalden we af? Hebben onze verdiepingsvragen de presentator aan het denken gezet? Weersta de neiging het over de inhoud van het project te hebben.

Stap 8. Afsluiting
Iedereen heeft nog een keer een kans te zeggen wat hij nog had willen zeggen. Deelnemers delen wat ze meenemen uit deze sessie. Ze kunnen ook delen hoe deze sessie hun eigen project/praktijk zal beïnvloeden. En bedenk ten slotte, dat een deel- en denksessie als deze inspanning van iedereen vereist: van de presentator en de meedenkers. Bedank elkaar dus ook.


Welke 10 onderdelen bevat mijn projectplan?

  1. Doel: waarom is dit project van belang? Wat maakt dat leerlingen enthousiast zijn om elke dag naar school te komen voor het werken aan dit project?
  2. Het product: wat gaan leerlingen doen, schrijven, creëren of bouwen? Stel je eindproduct voor: welke elementen zien we in een eindproduct van hoogwaardige kwaliteit? Wat blijft er over van je product na de tentoonstelling? Hoe vermijd je dat het al snel totaal vergeten is?
  3. Leerdoelen: Wat moeten leerlingen weten om te slagen in dit project en hoe en wanneer kunnen ze dit leren? Welke vaardigheden ontwikkelen leerlingen als ze werken aan dit project? Welke academische inhouden leren leerlingen?
  4. Welke tussenstappen zijn nodig om te komen tot een hoogwaardig eindproduct? Denk aan prototypes, drafts, herhaling, feedbackronden.
  5. Wat zijn belangrijke mijlpalen gedurende het project? Deadlines voor onderdelen en tussenversies, momenten van feedback en reflectie op doorgemaakte ontwikkeling.
  6. Welke teksten lezen en bediscussiëren leerlingen gedurende het project? Wat is de relatie tussen tekst(en) en product? Welke academische woordenschat en thematieken hebben leerlingen nodig?
  7. Welke voorbeelden van excellent werk bestuderen leerlingen om inspiratie op te doen (van leerlingen, professionals)?
  8. Welke professionals van buiten kun je als gastspreker of feedbackgever vragen? Welke praktijkervaringen kunnen leerlingen opdoen?
  9. Hoe wordt groepswerk georganiseerd zodat elke leerling actief betrokken is in het project en zich verantwoordelijk voelt voor het proces en product?
  10. Hoe organiseer je het leren en bed je scaffolding in? En hoe wil je het leren evalueren?

 



Evalueer altijd de kwaliteit van je project a.d.h.v. de criteria rond:

  1. Complexiteit: lokt hogere denkvaardigheden uit – toepassen, analyseren, evalueren en creëren –, verbindt grotere concepten onderliggend aan verschillende disciplines, is vanuit meerdere perspectieven ingestoken, maakt de transfer naar nieuwe contexten mogelijk, doet een beroep op hogere taalvaardigheden door het gebruik van complexe teksten en onderbouwde schrijfproducten en presentaties.
  2. Vakmanschap: accuraatheid, schoonheid en detail zijn belangrijk, het gaat om mooi werk in zowel het concept (creatieve, diepe ideeën, meerdere versies) als in uitvoering.
  3. Authenticiteit: er is ruimte voor de creatieve inbreng van leerlingen, het bevat elementen uit het 'echte' leven, er is sprake van realistische vraagstukken en het werk is belangrijk voor leerlingen en draagt idealiter bij aan een grotere gemeenschap.

 

Heb je vragen over dit thema? Stel ze in de onderwijs community binnen de Wij-leren.nl Academie!

Dossiers

Uw onderwijskundige kennis blijft op peil door 3500+ artikelen.