Kennisplatform
Nieuw: Let op! Wij-leren.nl lanceert nieuwe website

Taalontwikkeling bij het jonge kind

Sieneke Goorhuis
Orthopedagoog en spraakpatholoog bij Stenden Hogeschool   

Goorhuis, S. (2014). Taalontwikkeling bij het jonge kind.
Geraadpleegd op 19-09-2024,
van https://wij-leren.nl/jonge-kind-taal.php
Geplaatst op 1 juni 2014
Taal bij het jonge kind

In het beleid rond jonge kinderen doen een aantal misverstanden de ronde. In een aantal artikelen worden deze foutieve aannames tegen het licht gehouden. In dit artikel wordt een conclusie getrokken.

Conclusie

De aangehaalde onderzoeken geven alle op hun eigen manier aan dat jonge kinderen van de VVE aanpak minder leren dan vaak wordt aangenomen. Spelen met andere kinderen, fantasiespel en voorlezen dragen meer bij aan hun ontwikkeling.
In het fantasiespel met andere kinderen komen ze tot creatief en rijk taalgebruik. Door voorlezen wordt de literaire beleving gevoed en zullen kinderen met enthousiasme aan het leesproces beginnen.
Dit betekent dat we minder mogen verwachten van de didactische programma’s en meer moeten kijken naar de omgeving waarin het jonge kind verkeert. Een goed opgeleide leidster, die kennis heeft van de eigenheid van de vroegkinderlijke ontwikkeling als geheel van fysieke, emotionele en cognitieve groei, waar de taalontwikkeling als rode draad doorheen loopt, is daarin essentieel. Een rijke omgeving voor peuters en kleuters wordt geboden wanneer voldaan is aan drie voorwaarden:
1. een breed en goed opgeleide leerkracht,
2  uitdagend materiaal in een veilige binnen- en buitenomgeving,
3 een rijk aanbod aan gesproken taal en veel uitdaging tot vrij spel.
Het probleem van een programmatische aanpak is dat men ook toetsbare kerndoelen nastreeft (testscores), die onvoldoende recht doen aan de manier waarop en het tempo waarin jonge kinderen leren. Dit leidt tot een test- en prestatiedruk met als gevolg angstige ouders en bange leerkrachten en een intellectuele contraproductiviteit. Bovendien worden cognitieve vaardigheden belangrijker geacht dan de sociaal-emotionele ontwikkeling.

Els

Els is leerling van groep 4. Tot ongeveer halverwege groep 3 ging het heel goed met haar. Zo goed zelfs, dat ze groep 2 mocht overslaan. Zo van groep 1 naar groep 3.
In groep 4 is ze opeens een ander meisje. Minder actief en minder alert. Haar leesvorderingen stagneren, maar dat begon eigenlijk al aan het einde van groep 3. De leerkracht begrijpt het niet. De ouders evenmin. Els gaat ook met tegenzin naar school. Ze zegt dat dat komt omdat ze de juf niet kan verstaan. Zou ze slechthorend zijn?
Een gehooronderzoek wordt uitgevoerd. Het gehoor lijkt inderdaad minder goed te zijn. Els wordt doorgestuurd naar een gespecialiseerd team voor kinderen, waar het gehoor meer precies gemeten kan worden en ook ervaren onderzoekers aanwezig zijn. Het klopt niet wat Els laat zien. Bij de testen lijkt het erop dat ze een flink gehoorverlies heeft, maar een gesprek is met haar snel en goed te voeren. Ook bij het nazeggen van zacht voorgezegde zinnen maakt ze geen enkele fout. De hoortesten worden overgedaan op een iets anderen manier. Els blijkt een volstrekt normaal gehoor te hebben. Wat is er met Els aan de hand?
Het gesprek komt op school. Een klein kinderdrama ontvouwt zich. Els mist de aansluiting bij de klasgenootjes. Die vinden andere dingen leuk dan Els, ze mist de spelaansluiting. Ze is gewoon te jong voor haar groep.
Hoe krijgen ouders en leerkrachten het in hun hoofd een kind een kleuterjaar af te nemen? De enige verklaring kan zijn dat cognitie belangrijker wordt geacht dan persoonlijkheidsvorming.
Te veel wordt gekeken naar wat een kind moet worden, namelijk een goede leerling. Te weinig wordt gekeken naar hoe het kind is, op dit moment.

Voorwaarden voor gestructureerd leren

Jonge kinderen moeten de kans krijgen om in volle vrijheid hun competenties te ontwikkelen. De omgeving moet de gelegenheid geven tot de eerste stap in de breinontwikkeling van het jonge kind, waarin gewerkt wordt aan de voorwaarden om (later) gestructureerd te kunnen gaan leren. Die voorwaarden worden bereikt in de loop van groep 2 en omvatten:
- mondelinge taalvaardigheid
- beheersing van de fijne en grove motoriek
- concentratievermogen
- instructies begrijpen
- in een groep kunnen functioneren
- een taakje kunnen uitvoeren
- het denken hebben ontwikkeld tot de concreet-operationele fase
- en bovenal: ZELFVERTROUWEN.
De eerste stap in de breinontwikkeling (0-6 jaar) gebeurt in een spontane interactie met de omgeving. De tweede stap in de breinontwikkeling (6-12 jaar) vraagt om gerichte didactische aansturing.
 

Het lectoraat Early Childhood

Tot het werkterrein van het lectoraat EC behoort  de ontwikkeling van een curriculum jonge kind voor PABO studenten, professionalisering van medewerkers in het werkveld en toegepast onderzoek m.b.t. ontwikkelingsvariatie, didactische methoden en positie van het onderwijs aan het jonge kind in relatie tot andere Europese landen. De doelstellingen die wij hebben gesteld zijn als volgt weer te geven.
- Aandacht vragen voor de eigen ontwikkeling van het jonge kind met alle ontwikkelingsvariaties die daarin m mogelijk zijn. Zo min mogelijk labelen van gedrag.
- Opleiden van specifiek geschoolde professionals, die gedifferentieerd pedagogisch kunnen handelen in de klas.
- De specifiek geschoolde professional kan een rijke leeromgeving aanbieden door aan te sluiten bij de zone van de naaste ontwikkeling van het kind.
- Bij jonge kinderen gaat het neurobiologisch gezien om de opbouw van de hardware, zodat de software in de vorm van taal, rekenen en andere schoolvakken geïnstalleerd kan worden.
- Bij de specifiek geschoolde professional is er het besef dat de pedagogische aandacht voor het jonge kind van een andere aard is dan voor kinderen vanaf ongeveer 6 jaar.
- Afschaffen van de Cito-toetsen in groep 1 en 2. Daarvoor in de plaats komt de pedagogische observatie van de specifiek geschoolde leerkracht.
 

Samenvatting

Dit artikel vat misverstanden samen in het beleid voor jonge kinderen en trekt conclusies. Onderzoek toont aan dat programma's zoals de VVE-aanpak minder effectief zijn dan verondersteld. Creatief spel, interactie met anderen en voorlezen dragen meer bij aan de ontwikkeling van jonge kinderen. Daarom wordt gepleit voor minder nadruk op didactische programma's en meer aandacht voor de omgeving waarin kinderen opgroeien. Dit omvat goed opgeleide leerkrachten, uitdagend materiaal en een rijk aanbod aan gesproken taal en vrij spel. Het artikel benadrukt ook de risico's van test- en prestatiedruk bij jonge kinderen en de noodzaak om meer te kijken naar het individuele kind. Tot slot, het lectoraat Early Childhood streeft naar aandacht voor de ontwikkeling van het jonge kind, het opleiden van specifiek geschoolde professionals en het afschaffen van Cito-toetsen in groep 1 en 2.

Literatuur

Bakker, N., Noordman,J. & Rietveld-van Wingerden, M. (2006) Vijf eeuwen opvoeden in Nederland. Idee en praktijk. Assen: van Gorcum
Berkhout, l. (2012). Play and psychosocial health of boys and girls aged four to six. Thesis, Medische wetenschappen. RUG.
Cummins, J. (1981)  The role of primary language devlopment in promoting educational success for languageminority students. In  Schooling and language Minority students. Anonymous California State Department of Education, San Diego
Deunk, M. (2009). Discours practices in preschool, Thesis Letteren RUG.
Eleleveld. M (2005). At risk for Dyslexia. Thesis, PPSW RUG.
Geert, P. (2006) Een vrolijke chaos. Over de vorm van vroege ontwikkelingsprocessen.  In:  Goorhuis-Brouwer, Sieneke & Levering, Bas (red).(2006). Dolgedraaid. Mogen peuters nog peuteren en kleuters nog kleuteren? Amsterdam:SWP.
Goorhuis-Brouwer, S.M. (2000). Aan het woord doen komen. Oratie RUG.
Goorhuis-Brouwer, Sieneke & Levering, Bas (red).(2006). Dolgedraaid. Mogen peuters nog peuteren en kleuters nog kleuteren? Amsterdam:SWP.
Goorhuis-Brouwer, Sieneke, van Essen, Mineke, Levering, Bas & van der Werf, Greetje. (2008) Mythes in het onderwijs. Amsterdam: SWP.
Goorhuis-Brouwer, S. & de Bot. K.(2010). Impact of early language teaching on L1 and L2 development in children in Dutch schools. Int. J. of Bilingualism14 (3): 289-302.
Goorhuis-Brouwer, S.M. & Imelman,J.D (2010). Meedoen en leren. Psychologie en pedagogiek van het jonge kind.Baarn, ThiemeMeulenhoff,
Goorhuis-Brouwer, S.M. (2011). Het palet van achtergronden en expressie bij kinderen met spraak- en taalproblemen. Afscheidsrede, RUG/UMCG.
Heijden, P. van. (2012). Cleft Palate in children. Capita selecta. Thesis RUG/UMCG
Keegstra, A.L. (2010). Language problems in Young children, general assumptions investigated. Thesis Medische Wetenschappen RUG.
Luinge, M.R.(2005). The language-screening instrument SNEL. Thesis. Medische Wetenschappen RUG.
Pol, C. van der (2010). Lezen als literatuur. Thesis, Letteren, UvT.
Steensel R. van (2006). Voor – en vroegschoolse  stimuleringsactiviteiten en geletterdheid. Thesis, Letteren, UvT.
Zink, I (1999). De relatieve voorspelbaarheid  van de taalontwikkeling, gemeten met de RTOS bij zich normaal ontwikkelende kinderen. Thesis Leuven.
Heb je vragen over dit thema? Stel ze in de onderwijs community binnen de Wij-leren.nl Academie!

Dossiers

Uw onderwijskundige kennis blijft op peil door 3500+ artikelen.